27 maart 1672 – onze family verjaardag!
Cornelis Joosten werd ‘de edele quant’ genoemd. Hij kreeg deze naam op een vergadering op 27 maart 1627 waar hij bemiddelde in een geschil tussen zijn buren. Het geschil was tussen Mateuwes Aertsz. en zijn schoonzoon Willem Aerensz. over de nalatenschap van Mateuwes’ overleden vrouw. Het geschil werd beslecht en kennelijk werden de inspanningen van Cornelis gewaardeerd, aangezien hij nobele quant werd genoemd, wat een nobel persoon of nobele kameraad betekent.
Detail uit de akte van 27 maart 1627, waarin staat: Cornelis Joostens edelen quant (dit is niet zijn handtekening, maar een regel uit de tekst).
We zien een soortgelijk gebruik van het woord quant in de zin ‘als een lief quant’ – wat ‘als een goede kameraad’ betekent. De achternaam Quant verschijnt ook in de 17e eeuw op andere plaatsen, zonder enige aantoonbare familieband met de nakomelingen van Cornelis Joosten, maar wordt na verloop van tijd zeldzaam.
De nakomelingen van Cornelis Joosten bleven (de) Quant of (de) Kwant heten. We verloren echter het ‘edele’ deel! Toen achternamen vanaf 1811 verplicht werden, was het ‘de Quant’ voor onze lijn, zoals blijkt uit de huwelijksakte van Jan de Quant en Adriana Hardijzer, getrouwd in Gouda op 11 mei 1814. Jan wijst erop dat zijn naam geschreven moet worden als ‘De Quant’, in tegenstelling tot anderen die alleen ‘Quant’ heten. Hier heeft de naam ‘de Quant’ een permanente vorm aangenomen.
Detail van het huwelijkscertificaat, er staat (dat) het echter zijn moet De Quant
Terug in de tijd, waar komt het woord quant vandaan?
Het eerste gebruik van het woord quant heb ik kunnen terugvinden in toneelstukken uit de 16e eeuw uit Vlaanderen (in het huidige België). Het gebruik van dit woord verspreidt zich in de 17e eeuw noordwaarts naar Brabant en Holland in het huidige Nederland. De Vlaamse toneelstukken of rederijkers spelen gebruikten vaak inheemse of volkstaalwoorden en quant was zo’n woord (zie Schimpighe woorden in de oudere toneelliteratuur – C. de Baere).
Ik kwam het vroegste gebruik van het woord quant tegen in een toneelstuk uit 1539 van de rederijkerskamer in Gent, genaamd ‘Spelen van Sinne by den XIX gheconfirmeerden Cameren van Rhetorijcken binnen der stede van Ghendt‘: Ghi zut haer quant, den bessen callant, der sonden voedtsele, ghij doet mijn bloet verhitten. Hier is een quant een man die het hart van een dame wint.
Rederijkers: Overal in het Nederlandse taalgebied werden aan het einde van de middeleeuwen, in de Bourgondische tijd, verenigingen opgericht van liefhebbers van literatuur, om met gedichten te maken en voor te dragen Ze kwamen eens per maand bijeen voor dicht wedstrijden. Ook werden er heuse tournooien georganiseerd. De meest uitbundige daarvan was het tournooi van 1539 te Gent, georganiseerd door de Rederijkersvereniging ‘De Fonteine’. Op dat tournooi vinden we het voor het eerst in op schrift het woord quant.
Een ander vroeg gebruik van quant komt ook van de rederijkers uit Vlaanderen. Het betreft stuk ‘Geschiedenis van Broeder Cornelis Adriaensen van Dordrecht, Minrebroeder binnen de stad Brugge‘ uit 1576. Dit boek is geschreven door iemand die Brugge goed kent en is een satirisch pleidooi voor meer vrijheid:
‘So sult ghy lieden weten hoe datier heden al vrouch by doneker
eenen quant de belle van ons Couvent quam clincken :
Cluonse Broers wel peynsende datter yet dzémss schuylen soude quamen
huerlieder sestiender en deden de poorte open .
Den quant bet aensichte tot die oogen toemet syn mantel gedeckt hebben de
récié een groot packet brieven segghende gheeft dat aen B. Comelis.
Ons Biders seyden coemi binnen vrient en ghevet hem seluen’
Hier is de quant een man die in het geheim brieven komt afleveren.
Betekenis
Zoals hierboven getoond, wordt quant gebruikt om een man aan te duiden. Soms wordt er een kenmerk toegevoegd over zijn karakter of gedrag, positief of negatief. In het boek Adoni-Beseck, of lex talionis dat is: rechtvaardige straf van God over de tirannen, door Jacob Fokkens 1632 lezen we:
Eer dese lose Quant u brenght in smert en duck.
Jck konde mÿn propoost, om dat ick was verbolgen
Nae mijnen zin en wensch ten minsten niet vervolgen
Ich sprong upt mÿnen slaep met aller ijl en vlijt
En daer me was hy deur den Quant die was ich quijt.
Ich laghby wat bedwelmt ick wassoo wat verßaegen
Ich dachte soude God ons Landt wel weer gaen plaegen
Metbzienden vanden Speck , met Dienaers van spn Hof
Die onder alle man verkonden Sijnen lof?
Deze tekst is wat moeilijker leesbaar maar het gaat hier om een ‘lose quant’ die smert (pijn of verdriet) brengt.
IIn het woordenboek ‘Het groote woorden-boeck, vervattende den schat der Nederlantsche taele, met een Fransche uut-legginghe‘ door Jan Louys d’ Arsy 1643, staat bij quant het volgende:
Quant ,un homme de fait, Gallant ,Ruftre,m .
Quant, Maggher (Makker?), Compagnon , Confrere, m. Dus een quant is een man van de daad. Het woord callant, gallant of galland komt ook vaak terug bij omschrijvingen en betekent waarschijnlijk galant.
In het ‘Nieuw Woordenboek der Fransche en Nederlandtsche Tale’ uit 1686 wordt het Franse woord Compagnon vertaald met het Nederlandse quant. Het woord is neutraal en wordt ingekleurd door toevoegen van een omschrijving, een aardige, vrolijke, slechte etc. quant.
– Compagnon: Gaillard, qui aime à fe divertir . Vrolijke gast , aardige quant. Een die garen vrolijk is. C’est un bon compagnon. Het is een aardigen quant, of gast.
– Petit compagnon . Homme de basse condition , & qui apeu de pouvoir. Een geringe quant , een slecht man. Een man van slechte en geringe afkomst en staat. Est ce à un petit compagnon comme vous de parler de la forte. Past het een geringen quant als gy zoo te
Spreeken?
Omgekeerd staat quant niet genoemd tussen de Franse woorden in dit woordenboek. Het komt dus niet uit het Frans en werd in die taal niet gebruikt om een persoon aan te duiden.
In het boek ‘de minnespiegel der deughde’ uit 1650 wordt quant genoemd in relatie tot de vrouwen en de liefde. Hierin worden ouders geadviseerd in de keuze van een deugdzame quant (man) voor hun dochter. Zie het onderstaande rijmpje.
Ik heb meer gekend, die ook zo zijn gevaren,
Dies Ouders, leer van mij, indien u dunkt geraen ,
Wilt Dochters zin om ‘ t goet doch nimmer tegenstaan
Een Quant van goed beleid, en van gezonde leden ,
Een Quant die zich betoont van wetenschap en reden ,
Een Quant die zijn behoef in eer en deughde wint ,
Een Quant die deugdzaam is ,en goed gezelschap mint;
Soo deze bij uw Kind of Dochter komt verkeren ,
En dat hij die uit liefde ten echte mocht begeren ,
En dat het haar bevalt , en zij hem liefde biedt ,
Ey! Ouders, weerhoudt zodanig Huwelijk niet ,
Een quant is dus een goede huwelijkspartner. Daar kan ik het als De Quant alleen maar mee eens zijn!