Hoe Indisch ben ik?

Hoe Indisch ben ik?

Een vraag die ik mezelf heb gesteld is, hoe Indonesisch zijn we eigenlijk? Zowel qua uiterlijk en genen als qua cultuur. In eerste instantie dacht ik dat we al ons Indonesische bloed van Christina Reijgers hadden. Christina had waarschijnlijk een Nederlandse moeder en een gemengde vader. Dat zou Christina 25% maken, of 1/4. De kinderen van Christina en Johannes (de generatie van Pieter Christiaan, Willem etc.) 1/8, de kleinkinderen (de generatie van Herman en anderen) 1/16, de generatie van Piet slechts 1/32 en de generatie van Robbert, Paul etc. 1/64. Dat klinkt niet als veel. En als je naar foto’s uit het verleden kijkt, hebben veel van onze voorouders een Indisch uiterlijk. Bij verdere bestudering van de familiegeschiedenis en de algemene Indische geschiedenis, is te zien dat de families waar de De Quanten in trouwden ook Indische trekken hadden waren.

Hermans vrouw, Jetje du Bois, stamde gedeeltelijk af van Seti, een dochter van een sultan in Zuid-Sumatra (deze naam wordt nog steeds in ere gehouden in de familie Du Bois). Paul deed een DNA-test en daaruit bleek dat hij ongeveer 3% Zuidoost-Aziatisch was (als je een account hebt op Myheritage.com, kijk dan op de pagina De Quant). Dat komt overeen met 1/32e. Zijn vader Piet had dus ongeveer 6% Indonesische afkomst en dat had hij geërfd van zowel zijn vader als zijn moeder.

Enerzijds werd de Indonesische afkomst gezien als iets moois dat in ere werd gehouden met kompoelans (familiebijeenkomsten). Ik weet dat Herman en Jetje en hun kinderen na de Tweede Wereldoorlog familiebijeenkomsten hielden in Nederland, waar Indonesisch eten werd geserveerd terwijl ze voor de televisie naar schaatsen keken, een echte mix van culturen. Anderzijds wilden mensen zo blank mogelijk zijn. In de jaren ’70 van de 20e eeuw zag een familielid zijn eerste kleinkind en was blij dat het blanker was dan hijzelf. Een andere verwant vertelde me dat ze in de jaren ’60 als minder Indisch werd beschouwd omdat ze blanker was dan de schoonfamilie waar ze bij woonde. Daarom spraken ze geen Indisch (Maleis) met haar, maar alleen Nederlands. Ze wilde erbij horen, dus ging ze in de zon zitten om te bruinen. Dan werd haar verteld dat ze snel de schaduw in moest gaan, anders werd ze nog donkerder en dat was slecht.

Kortom, de gemengde afkomst was iets waar mensen zowel om konden lachen als waar ze af en toe moeite mee hadden.



Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *